top of page

Minder lullen, meer doen


Dit stukje schrijf ik in maart 2022. Strompelend en struikelend zijn we de coronacrisis uitgekomen, althans voorlopig. Het virusnieuws is verdrongen door de verschrikkingen van de oorlog in Oekraïne. Een week geleden waren de gemeenteraadsverkiezingen. Iets meer dan de helft van de kiesgerechtigden hebben hun stem uitgebracht op een lokale politicus, vaak iemand die ze persoonlijk kennen. Een derde van de stemmen zijn uitgebracht op partijen zonder landelijke organisatie, ik noem ze hier lokale lijsten.


De coronacrisis, de ellende in Oekraïne en de verkiezingsuitslag: ik zie er een les in voor onze branche.


In het voorjaar van 2020 was het alle hens aan dek bij de welzijnsorganisaties in de stad waar ik woon. De lockdown joeg ons allemaal achter onze voordeur terug. Wie niet zelfredzaam is moest hulp aangeboden krijgen. Er werd een speciale website gelanceerd waarop hulpverzoeken geplaatst konden worden. Tal van vrijwilligers stonden klaar om uit te rukken. Alleen: er kwamen nauwelijks verzoeken binnen. Wat bleek, ineens keken buren naar elkaar om. Ze deden boodschappen voor wie dat niet kon, hielden een oogje in het zeil bij die eenzame oudere verderop in de straat, maakten geregeld een praatje via het raam of de brievenbus. Mensen losten het onderling op.


Dat een crisis het goede in mensen naar boven haalt, blijkt ook uit de oorlog in Oekraïne. De standvastigheid van de Oekraïners is indrukwekkend. De snelheid waarmee opvang voor de immense vluchtelingenstroom is georganiseerd ook. Overal in ons land zijn mensen spontaan bezig met het inzamelen van geld en goederen voor de getroffenen. De oorlog heeft ons met een schok duidelijk gemaakt dat vrede en welvaart helemaal niet vanzelfsprekend is. We zijn kwetsbaar.


In tijden van crisis treedt bijna altijd het fenomeen ‘rally around the flag’ op. Opvallend genoeg zien we dat niet in de verkiezingsuitslag terug. Hoewel de kranten uitpuilen van de analyses, heb ik met mijn boerenverstand de mijne gemaakt. De lage opkomst en de groei van de zogeheten lokale partijen hebben volgens mij met elkaar te maken. Saamhorigheid is er genoeg, maar de verhouding tussen burger en overheid is in toenemende mate troebel. Met kromme tenen hoor ik ‘de stem van de straat’ zeggen dat ze niet stemmen omdat het toch allemaal niks uitmaakt, dat Den Haag ze in de steek heeft gelaten, ze de praatjes van politici niet meer geloven. Kromme tenen – en met pijn in mijn buik. Want hoe overdreven ik die uitlatingen ook vindt, de kloof ís er en wordt eerder groter dan kleiner. Met verbazing zie ik op TV hoe landelijke politici victorie kraaien na de uitslag, terwijl hun partijen toch echt zetels hebben ingeleverd. Een week eerder spraken ze nog vol zorgen over het gebrek aan vertrouwen in de politiek. Die politici hebben zelf geen vertrouwen in de opmerkzaamheid van de burgers als ze denken met slap gepraat mooi weer te kunnen spelen. De kloof is weer een beetje groter geworden.

Wie desondanks wel stemde, deed dat meer dan voorheen op een lokale lijst. Die zijn vrij van de smetten van hun Haagse partijgenoten en positioneren zich met gemak aan de kant van de burger. Dat het programma nogal populistisch van aard is, is een logisch gevolg. Maar dat is niet het enige. Veel van de lokale lijsten bevatten mensen met een eigen achterban. Daarmee wordt over een breed front stemmen verzameld. Ik heb de verkiezingsuitslag van mijn eigen stad erbij gepakt en van de grootste partijen uitgerekend hoeveel van hun kandidaten meer dan 5% van de op hun partij uitgebrachte stemmen heeft gekregen. Bij de landelijke partijen is dat 20%, bij de lokale lijsten maar liefst 80%. Blijkbaar zijn ze meer onder mensen en dat geeft vertrouwen.


De moraal van dit verhaal: uiteindelijk gaat het om verbinding tussen mensen, er voor elkaar zijn als dat nodig is. Dat doet mij denken aan de schoonheidswedstrijd die dit magazine in 2019 organiseerde, voor wie heeft het beste voorstel deed voor een campagne om het imago van het adviesvak te versterken. Mijn inbreng was gebaseerd op niet lullen maar poetsen, niet zeggen maar doen: het Onafhankelijk Financieel Spreekuur. Elke woensdagochtend mogen mensen bij het spreekuur binnenlopen, zonder afspraak. Liefst in een buurthuis of bibliotheek. In het spreekuur leggen ze hun vragen aan u voor. Veel ervan zult u ter plekke kunnen beantwoorden. Soms is meer tijd of andere deskundigheid nodig. In dat geval kunt u de bezoeker doorverwijzen of uitnodigen voor een langer gesprek, maar dan wel op afspraak. Het belangrijkste is dat er geen drempel is, waardoor er gemakkelijk vertrouwen kan ontstaan. Onze wereld heeft dat nodig. We moeten voor elkaar zorgen. U heeft deskundigheid waar mensen écht wat aan hebben. Door iets daarvan aan de gemeenschap te geven, bereikt u drie dingen. Het is goed voor uw naam en imago en het gaat u ongetwijfeld nieuwe klanten opleveren. Het derde is misschien wel het belangrijkste: het is ronduit leuk om te doen. Wie weet is dit het moment om het plan uit de mottenballen te halen!




Gepubliceerd in VVP, vakblad voor financieel adviseurs (02-2022)

bottom of page