top of page

Duister


Je kent het gezegde wel: ik heb weinig tijd dus ik schrijf je een lange brief. Korte verhalen schrijven is een oefening in weglaten, nét genoeg vertellen om de lezer het verhaal te laten snappen. Dit verhaaltje is zo'n oefening.


---


“Jongens? Toe nou, zo is het wel leuk geweest, toch?” Bart geeft nog een keer een ruk aan het touw, dat nog altijd geen spatje meegeeft. Een pijnscheut schiet door zijn linker bovenbeen. Stom om te hurken terwijl ze me vastbonden. De ruwe bast van de boom schuurt door zijn dunne zomerblouse heen in zijn rug. Langzaam verdiept de schemer zich tot een duister, waarin angsten zich moeilijk laten temmen. “Kom me nou bevrijden! Als ik het zelf kon, dan had ik dat toch allang gedaan? Toe nou!” Er is niets dat buiten zijn roepen de doodse stilte doorbreekt. Zelfs de dieren die hun domicilie hebben in dit bos lijken roerloos hun adem in te houden, in afwachting van… wat? Bart spitst zijn oren. Er stapte iemand op een tak, daar, verderop. Ook al knijpt hij zijn ogen tot spleetjes, zien kan hij het niet. Behalve dat het aardedonker is, is zijn bril al uren geleden van zijn hoofd gevallen. Daar, weer het geluid van een brekende tak. “Hallo, ik ben hier! Help!” Het blijft stil, tien, twintig tellen. Dan klinkt het gekraak weer, een paar keer achter elkaar, het lijkt dichterbij te komen. Zijn mond wordt nog droger dan -ie al was, hij hoort een zacht gegrom. Pas als het beest hem recht in zijn ogen kijkt, op een paar centimeter afstand, begint Bart te gillen.


Bundels van licht uit twee zaklampen doorboren de nacht. “Hoe kunnen jullie zo ontiegelijk dom zijn?” De zware stem klinkt boos en bezorgd tegelijk. “Hier moet het ergens zijn, pap.” “Waar dan?” “P-pap?” Een van de lampen fixeert zich onderaan een boom, de andere flitst alle kanten uit. “Ik zie toch geen donder zo, godsamme nog an toe.” “Papa!” De twee lichtbundels ontmoeten elkaar op dezelfde plek. Op amper een meter hoogte hangen gerafelde resten van touw.

bottom of page