top of page

Reisgenoten


Suus stelt voor om te gaan wandelen, ze weet een leuke plek om een kop koffie te pakken. Fijn plan. Praten en denken gaat prima als je letterlijk en figuurlijk samen oploopt. We hebben afgesproken naar aanleiding van mijn schrijverij. Zij maakt deel uit van mijn verhaal, net als haar moeder. Bovendien schrijft ze zelf ook.

We kennen elkaar inmiddels 35 jaar. Daarvan hebben we meer dan de helft geen contact gehad. Gek genoeg voelt dat helemaal niet zo. Toen we elkaar een paar jaar geleden weer opzochten, waren de gemiste jaren in een paar minuten weggesmolten. Wat resteert is pure vriendschap. Zij vertelt waar ze staat met het schrijven van haar boek. De bekende worstelingen met vorm en inhoud, ik herken ze nu al. Zij werkt er al drie jaar aan, ik pas een paar weken. Desondanks heb ik veel herkenning. Ik vertel over mijn thema, het waarom, het belang ervan. Het kwartje valt zichtbaar. Suus is behalve overenthousiaste flapuit en hartsvriendin een fantastisch psychologe.

“Dat is een methode!” roept ze uit. “Wat gaaf!”

Precies. En dus is de vraag wat voorop moet gaan staan: mijn levensverhaal en in het verlengde het thema, of juist andersom. Ik ben er nog niet uit. We besluiten dat dat ook nog niet hoeft. Eerst maar schrijven.

Suus heeft nog geen uitgever. Ik uiteraard ook niet, het schrijven heeft de eerste prioriteit. Maar ik oriënteer mij ondertussen wel op de opties. Eigen beheer lonkt. Maar ik ken ook een kleine uitgeverij, die hier mogelijk in geïnteresseerd zal zijn. Misschien wel een duo-deal? Ach, we zien wel.

Als we aan de koffie zitten, verplaatsen we ons naar de inhoud van mijn verhaal. Ik vertel haar dat ik een brief van haar moeder heb gevonden, kort nadat ik begonnen was met schrijven. De brief is uit 1986, kort nadat ik hun huis had verlaten. Suus schiet vol. Heftig. We halen herinneringen op aan Lies, haar moeder. Hoe Suus als kind opliep tegen haar beperkingen. Hoe Lies vanuit diezelfde beperkingen mij juist kon steunen. Over de maanden dat ik daar heb gewoond, in de winter van 1985. Haar onfortuinlijke dood, twee jaar later. Ik vertel haar wat er gebeurd is in 1982. Voor het eerst hoort ze het hele verhaal. Over mijn crash in 1985. Over de gruwelijke bliksemschicht van besef in 1993. En uiteindelijk, de reprise in 1998.

We hebben het over onszelf. Hoe onze jeugd zo immens bepalend is geweest voor ons beider levens. Met frappante overeenkomsten, ondanks de grote verschillen in kindertijd.


We nemen afscheid. Kijken elkaar in de ogen. Pure vriendschap.

Het schrijven is een wonderlijke reis. Net zoals het leven.

Reisgenoten als Suus maken alles nog mooier.

bottom of page